Podcast Mysterieus België

De Carrousel uit de Hel





Mijn jonge vriend,

U vraagt zich af wie ik ben, wie ik werkelijk ben, en wat mij drijft. U bent niet (meer) in staat mij op mijn woord te geloven. Dat begrijp ik. U hebt zelf te veel verhalen verzonnen en al te vaak uw fictie vermomd als een feit, om zonder meer geloof te hechten aan een correspondent die plotseling uit het niets is opgedoken en de naam Lovecraft draagt. Vandaar dat het mij zinvol lijkt, voordat ik een tip van de sluier oplicht over de taak die ons wacht, u een hard en onloochenbaar bewijs te verschaffen met betrekking tot de plaats waar ik mij bevind, meer bepaald dus de Brug van Einstein-Rosen.
Al van kindsbeen af koestert u een gruwelijke – en voor iedereen onverklaarbare – aversie voor alles wat met de kermis te maken heeft. Onverklaarbaar voor iedereen, mijn jonge vriend – behalve voor u dan, en voor mij. Zelf slaagt u er doorgaans in het trauma uit uw kindertijd min of meer uit uw parate geheugen te verdringen. En breekt het onverhoopt toch door de dikke vestingmuren die u hebt opgetrokken rond wat u beschouwt als uw gezond verstand, dan schrijft u het alsnog af als een product van uw verbeelding, een kinderlijke fantasie en niets meer.
Nu we al zo ver zijn dat ik uw diepste, meest intieme angst heb blootgelegd, is het misschien wel gepast dat ik u ook tutoyeer? Ik weet namelijk heel goed, mijn jonge vriend, hoe je als jonge vader en gedwongen door de omstandigheden ook een tijdje in het hart van Aalst hebt gewoond. Jullie huis op de Boekboutberg werd verbouwd, en jij en je vrouw logeerden samen met jullie dochtertje van drie boven een winkel in de Kattestraat. Ik weet heel goed hoe verschrikkelijk het voor je was, toen het Carnaval eraan kwam. Niet zozeer vanwege het Carnaval zelf, en zijn oeroude rituelen, maar vanwege de foor en zijn foorkramers.
Je zou ‘m eerst horen: de nieuwste hits die uit de luidsprekers schalden, het onophoudelijke loeien van de sirenes, het enerverende elektronische biepen. Ging je het huis uit, dan zou je ‘m ook dadelijk weer ruiken: de geur van olie en vet, van hamburgers en hot dogs – en je zou niets liever willen dan de penetrante stank van je af spoelen met véél, met stromend water. Pas een paar straten verder zou je de kermis ook echt zien.
Tot het uiterste gespannen hield je de stadsambtenaren in de gaten, die met een krijtje nummers tekenden op de kasseien. En toen de eerste foorwagens aankwamen en alle beschikbare ruimte inpalmden, bespiedde je ze met een wild kloppend hart, dichtgesnoerde keel, tang rond je maag. Mannen in psychedelisch gekleurde jassen schilderden pal in het midden van de Grote Markt de rails van een roetsjbaan helblauw. Wantrouwig bekeek je de chaos van houten blokken, ijzeren staven, panelen met geschilderde decors. Rusteloos dwaalde je langs hamburgerkraampjes en loterijtenten, langs een Zwevende Inktvis en een Spookpaleis, op zoek naar die ene, antieke, anachronistische Carrousel uit de Hel.  Doodsbang dat je vrouw je zou vragen voor de duur van een enkel ritje van de suikerzoete koekjesdozenromantiek te proeven en jouw Prinses te mogen worden, en jij haar Prins op het Witte Paard. Of erger nog, dat zij je dochtertje zou meenemen voor een ritje op de Eenhoorn, en dat het wichtje nog een ritje meer zou afsmeken, en nog eentje, en nog… Tot ze iets zou gillen dat, als een duivel uit een muziekdoosje, de foorkramer tevoorschijn zou toveren.
De tuigen glommen als spiegels. Je kon jezelf zien in het blinkende metaal: je fronsende voorhoofd, de parelende zweetdruppels, je schichtige ogen.
Bij een Heksendans bleef je treuzelen. Aan twee zijden van wat eigenlijk een draaimolen was verrezen huisjes van peperkoek, waarin later waarschijnlijk de kassa’s gehuisvest zouden worden. Felgeverfde heksen op bezemstelen vlogen rond grote ketel van bordkarton, boven een brandstapel van gloeilampen.
Je probeerde een praatje aan te knopen met de foorkramer van de Heksendans. Nu ja, praatje... in koetjes en kalfjes ben je nooit goed geweest.
‘Is de Carrousel uit de Hel er niet bij?’ informeerde je.
‘Pardon?’
‘Op elke grote kermis kom je ‘m tegen: de Sinksenfoor van Antwerpen, de Foire du Trône van Parijs, de Oktoberfeste van München… Een krakend, rook uitbrakend, roestig onding met zo van die mythische wezens op…’
De kerel schudde nors het hoofd. Geen Carrousel uit de Hel gezien, beweerde hij. Trouwens ook niet op de Sinksenfoor of de andere kermissen die je daar noemde. En hij deed ze toch allemaal.
Je vertrouwde de vent maar half, en je was dus ook maar half gerustgesteld. Maar anderzijds, het kon best wel kloppen, natuurlijk. Dat van de Sinksenfoor en de Foire du Trône en de Oktoberfeste had je verzonnen: die illustere namen had je gevonden op de affiche aan de achterkant van de kassa van de Heksendans. De Carrousel uit de Hel deed zelfs geen gewone dorpskermissen aan, laat staan een toch wel vrij grote foor als die van het Aalsterse Carnaval. Hij moest zijn prooien elders zien te vinden. Hier kon hij alleen maar problemen krijgen.
Dat was de rede die sprak. Maar ik moet je niet vertellen dat de rede het wel eens meer moet afleggen tegen het gevoel, nietwaar? Hoewel de kust perfect veilig leek, bleef je je zorgen maken. Het was sterker dan jezelf. Je had het al sinds die dag in 1973, toen het kermis was in de hel…

Vervolg van het verhaal:
http://sterke-verhalen.blogspot.be/2012/11/legende-van-lovecraft-02-de-carrousel.html

 

Reacties

Muzikaal Moordspel Podcast in Mysterieus België

Luisterboeken Podcast

Populaire posts van deze blog

Over een DNA onderzoek op het bloed van koning Albert I in Marche-les-Dames... en wat het (niet) verklaart

Antwerpen: Brabo en Antigoon

Ligneuville: Monsieur et Madame Hawarden

Sint-Pieters Rode: Het Spookkasteel van Horst

De mysterieuze dood van Prins Boudewijn van België in 1891

Stad X - Stadsspel, Fotozoektocht, Quiz

Figy.be - Belgische Sagen, Mythen & Legenden

Urban Legends in Mysterieus België

Mechelen: De Geschiedenis van Opsinjoorke

05. De moord op koning Albert