Affligem: Van de Hopduvel Bezeten!
Van de mare bereden worden, dat
kent iedereen. Vandaar ook het woord ‘nachtmerrie’. Maar wist ge dat een mens
ook ‘van de hopduvel bereden’ kan worden?
Als ge naar bed gaat met een schrik
dat ge door iets of iemand wordt gevolgd, maar ge weet niet door wie of wat. En
aan het voeteneind van uw bed ligt een dik zwart boek, open geslagen op twee
witte bladzijden…
Maar dan bliksemt en dondert het en
strijkt een windvlaag langs de bladzijden, en zie… het dikke zwarte boek blijft
open liggen bij een vreemde toverspreuk…
En onwillekeurig prevelt ge het
voor u uit:
Y’ai!
Ng’ngah Yog-Sothoth!
H’ee-l’ greb f’ai’ throdog!
u aah!
Ogthrod ai’f geb’lee’h Cthulhu!
‘n Gah’ng ai’Y Zhro!... Hopduvel!
En daar is al een gestalte in uw
slaapkamer ver-schenen – zo lang en zo mager dat het alleen de Hopduvel kan
zijn! Ge kruipt in bed, ge duikt onder uw dekens en verschuilt u onder uw
kussen, maar hij grijpt u naar de keel en knijpt…
En gij, gij kunt niet meer roepen
en ge moet alle moeite van de wereld doen om nog adem te halen. En ge voelt u
zo moe als een hond. En ge zweet u kapot.
Hij voedt zich met uw adem, de
Hopduvel. Hij slurpt uw levenskrachten op, als een vampier het bloed. En als ge
buiten gaat, ziet ge hem over de velden lopen… Dààr! Of dààr! Of dààr!
Hij heeft zich nu vermomd als een
grote vogel, op zo van die hoge poten. En hij komt weer achter u aan en ge
slaat op de vlucht, maar het is alsof ge gewichten aan uw benen hebt.
En ge kruipt weer in bed, en ge
duikt onder de dekens, ge schuilt onder uw kussen. En iemand klopt op het
rolluik… twee, drie keren… en ge duikt nog dieper weg. En ge hoort de trappen
kraken, en ge weet dat hij al in huis is – de Hopduvel…. En ge wilt opstaan en
weglopen, maar ge kunt het niet. En ‘s anderendaags zijt ge zo moe… Zo moe.
Er zijn er die hem Kludde noemen, maar bij ons
hebben ze het ook over Kledden. Ooit zouden de paters van Affligem erin
geslaagd zijn de Hopduvel te vangen en aan de ketting te leggen, vraag mij niet
hoe. Tot hij er toch weer in slaagde te ontsnappen, om het eenzame wandelaars behoorlijk
lastig te maken.
Dan springt hij bijvoorbeeld op uw rug en dan moet
ge hem dragen, zo ver en zo lang hij dat wil. En hoe hard ge ook springt, hij
zal rustig blijven zitten en zijn greep maar lossen als de morgend al in de
lucht komt…
Hij kan geen kerkhof betreden, de Hopduvel. Omdat de
grond daar al te zeer gewijd is. Maar dan blijft hij wel geduldig wachten tot
een of andere sukkel het kerkhof verlaat, om zijn pesterijen bot te vieren.
En zei ik al dat hij verschillende gedaantes kan
aannemen? Die van een wezel, een wolf, een wit konijntje, een lief poesje? Zelfs
vermomt hij zich al eens als een boom!
Hij jaagt bij voorkeur op nachtbrakers en drinke-broers,
en als gij geen van beide zijt, moet ge er maar eens over spreken met uw
dokter. Misschien zal die u dan vragen of ge gelovig zijt en naar de kerk
gaat. En als ge dan het hoofd schudt,
zal hij u heel misschien, zoals in vroeger tijden, een goede raad geven: ‘Mocht
ik van u zijn, ik zou toch eens naar Affligem gaan, en de Vloek van de Hopduvel
laten aflezen…’
Reacties